Gedicht Lenze Bouwers

Graven van een echt edel paar

Een man in een houten kamer. Voor onderweg

naar het dodenrijk een wapenrusting met

prachtige woorden: umbo, spatha, sax

-tweezijdig scherp- bijl, lanspunt;

er zit geen bloed aan. En een speelsteentje

-tegen de verveling op de lange reis?-

pot en een glazen stortbeker tegen de dorst.



Een vrouw met dezelfde pot en glazen beker,

samen proosten in leven en sterven.

En om tegen de zwaardvechter te pronken

met vrede twee halssnoeren van barnsteen

met 400 kralen erin verwerkt. Lieve vrouw

was zij met mantelspelden waarin almandijn

en goudfolie was verwerkt.



Oorlog en vrede, eeuwige (?) twee-eenheid;

verdedigen en met charme veroveren.



Zie ze hier opgegraven rustig liggen,

man en vrouw apart en bij elkaar.